Pinus monophylla, de enkelbladige pinyon, (alternatief gespeld als piñon) is een den in de pinyon-dennengroep, afkomstig uit Noord-Amerika. Het bereik is in het zuiden van Idaho, het westen van Utah, Arizona, het zuidwesten van New Mexico, Nevada, het oosten en zuiden van Californië en het noorden van Baja California.
Het komt voor op matige hoogte van 1200 tot 2300 m (3900 tot 7500 ft), zelden zo laag als 950 m (3120 ft) en zo hoog als 2900 m (9500 ft). Het is wijdverbreid en vaak overvloedig in deze regio en vormt uitgestrekte open bossen, vaak vermengd met jeneverbessen in de Pinyon-jeneverbessenbosplantengemeenschap. Eenbladige pinyon is 's werelds enige eennaaldige den.
Pinus monophylla is een kleine tot middelgrote boom, tot 10-20 m (33-66 ft) lang en met een stamdiameter tot 80 cm (31 1/2 inch) zelden meer. De schors is onregelmatig gegroefd en schilferig. De bladeren ('naalden') zijn, uniek voor een den, meestal enkel (niet twee of meer in een bundel, hoewel soms bomen met naalden in paren worden gevonden), stevig, 4-6 cm (1 1⁄2-2 1 ⁄4 in) lang en grijsgroen tot sterk glaucous blauwgroen, met huidmondjes over het hele naaldoppervlak (en zowel op binnen- als buitenoppervlakken van gepaarde naalden).
De kegels zijn acuut bolvormig, de grootste van de echte pinyons, 4,5-8 cm (1 3/4-3 1/8 inch) lang en breed in gesloten toestand, eerst groen, rijpend geel-buff wanneer 18-20 maanden oud , met slechts een klein aantal zeer dikke schubben, meestal 8-20 vruchtbare schubben. De kegels groeien dus in een cyclus van twee jaar (26 maanden), zodat er tegelijkertijd nieuwere groene en oudere, zaaddragende of open bruine kegels aan de boom zitten (zie afbeelding links).