Flamingoplant Verzorging

Houd de grond altijd licht vochtig – het Flamingo planthoudt van regelmatig water. Geef water zodra de bovenste 2,5 cm van de potgrond droog aanvoelt. Let op dat je niet te veel water geeft en leeg altijd de onderschotel na het water geven om wortelrot te voorkomen.

Snoei indien nodig om de plant gezond en netjes te houden. Verwijder dode, beschadigde of dicht op elkaar groeiende bladeren met een schone en scherpe snoeischaar. Knip altijd net onder een bladknoop.

Voed de Flamingoplant elke 2–4 weken tijdens het groeiseizoen (lente en zomer). Gebruik een plantenvoeding met een gebalanceerde NPK verhouding (bijv. 10-10-10) voor bloeiende kamerplanten, verdund tot de helft van de aanbevolen sterkte. Geef daarna royaal water. Je kunt ook kiezen voor langzaam werkende voedingskorrels die je om de 6 maanden toedient.

De Flamingoplant houdt van helder, indirect licht. Zet de plant op een plek met gefilterd daglicht – bijvoorbeeld bij een raam met vitrage. Vermijd direct zonlicht, want dat kan de bloemen verbleken of verbranden.

Deze plant doet het goed in een luchtige, goed doorlatende potgrond met veel organisch materiaal. De pH mag licht zuur tot neutraal zijn (6 tot 7). Is de grond te compact? Meng dan wat zand of perliet door de aarde om het losser te maken.

Stekken kan eenvoudig via deling tijdens het verpotten of door top- en stengelstekken te nemen. Oudere planten ontwikkelen vaak luchtwortels buiten de pot; deze kun je afsnijden en apart oppotten. Na verloop van tijd vormen zich daaruit stengels en bladeren. Verpotten hoeft maar eens per jaar of wanneer de plant uit zijn pot groeit. Ze verdragen het prima om licht verworteld in de pot te staan.

Deze plant groei het best bij temperaturen tussen 18–29 °C. Bescherm tegen tocht en grote temperatuursveranderingen. Voor extra comfort kun je de bladeren regelmatig besproeien; de Flamingo plant houdt van een luchtvochtigheid van 60–70%.

Flamingoplanten raken snel verworteld. Kies daarom een pot die net iets groter is dan de wortelkluit. Voor kleine planten is een pot van 15–20 cm breed voldoende; grotere planten hebben baat bij een pot van 25–30 cm. Zorg er altijd voor dat de pot onderin een drainagegat heeft.

Wat vaak als bloem wordt aangezien, is eigenlijk een schutblad, de zogenaamde spatha. De echte bloemen zitten op de kolf en zijn nauwelijks zichtbaar met het blote oog.